Schade opgelopen door een interventie van de politie?
Wie deze schade uiteindelijk zal vergoeden, is afhankelijk van de volgende factoren:
- het al dan niet foutief handelen van politiediensten;
- wie de schadeveroorzakers zijn – lokale of federale politie;
- de aard van de opdracht – bestuurlijke of gerechtelijke politie en;
- de mate waarin de schadelijder zelf het onderwerp is van de politietussenkomst.
schema
voor wie meer wil weten...
Wanneer de schade te wijten is aan een foutief optreden van de politiediensten, geldt artikel 47 van de Wet op het Politieambt. Wat de foutaansprakelijkheid van de politiediensten betreft, geldt daardoor een analoge regeling als deze opgenomen onder artikel 1384, derde lid Burgerlijk Wetboek (BW). Dit brengt met zich mee dat aan de toepassingsvoorwaarden van artikel 1384, derde lid BW moet voldaan zijn. Er moet dus schade zijn aan derden door een buitencontractuele fout van een politieambtenaar en die fout moet begaan zijn in de uitoefening van de functie waarin de politieambtenaar aangewend werd.
Bij de foutaansprakelijkheid of aquiliaanse aansprakelijkheid rust een onweerlegbaar vermoeden van fout op de Staat, de gemeente en de meergemeentepolitiezone. Zij kunnen slechts aan de vergoeding van de schade ontkomen indien zij kunnen bewijzen dat niet aan de toepassingsvoorwaarden van artikel 1384, derde lid BW is voldaan. Bijvoorbeeld wanneer er geen fout is - in oorzakelijk verband met de schade, wanneer de fout geen verband houdt met de uitoefening van de functie of wanneer de fout werd begaan door overmacht, door een derde of nog door de benadeelde zelf. In het geval van foutaansprakelijkheid worden zowel de materiële schade, de lichamelijke schade, de psychische schade als de morele schade vergoed.
Wat de instantie betreft die de schade zal vergoeden, dient bij een foutief optreden in principe het onderscheid gemaakt te worden tussen de federale en de lokale politie. Voor de foutaansprakelijkheid van de federale politie komt de FOD Binnenlandse Zaken, Algemene Directie van de Veiligheid en Preventie, Directie Geschillen en Juridische Ondersteuning tussen bij de afhandeling van de schade. Voor de lokale politie zijn de gemeente of de meergemeentepolitiezone als rechtspersoon aansprakelijk voor de vergoeding van schade voortvloeiend uit een foutief politioneel optreden. Om hun aansprakelijkheid te dekken, hebben ze de mogelijkheid om een aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten bij een verzekeraar. Indien men evenwel tot een minnelijke regeling kan komen met de schadelijder, zal, afwijkend van deze algemene procedure, de FOD Justitie, Directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie, Dienst Gerechtskosten tussenkomen voor de materiële schade, en dit ook in geval van een foutief optreden van de federale of de lokale politie in de uitvoering van hun gerechtelijke opdrachten.
In een aantal gevallen brengt een rechtmatig handelen van de overheid waarbij schade wordt veroorzaakt eveneens de verplichting mee om deze schade te vergoeden. Deze objectieve aansprakelijkheid werd voor een beperkt aantal situaties door de wetgever uitgewerkt. Voor de schade veroorzaakt tijdens een rechtmatig uitgevoerde huiszoeking had de Koning eveneens in een dergelijke regeling voorzien met het KB van 27 april 2007 houdende het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken. Dit KB werd echter door de Raad van State vernietigd wegens schendingen van substantiële vormvereisten, waardoor het KB van 28 december 1950 houdende het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken van toepassing is, dat een dergelijke bepaling niet kent.
In een arrest van 24 juni 2010 oordeelde het Hof van Cassatie verder dat de Staat een schadevergoeding verschuldigd is ingevolge de schade veroorzaakt door politieambtenaren wegens een niet-foutief optreden. Er moet echter rekening gehouden worden met alle omstandigheden van de zaak en in het bijzonder met de betrokkenheid van de getroffene bij het vermeende misdrijf. Het Hof stoelt zich hiervoor op het algemeen rechtsbeginsel van de gelijkheid van de burgers voor de openbare lasten, waarbij de onevenredig nadelige gevolgen van een op zich rechtmatige dwangmaatregel op goederen in het raam van een strafrechtelijk onderzoek gelijkelijk over de gemeenschap dienen te worden verdeeld. In concreto stelt dit arrest dat wanneer een huiszoeking uitgevoerd wordt bij een verdachte die in een huurwoning woont, de verhuurder – die niets met de zaak te maken heeft – niet moet opdraaien voor de schade veroorzaakt door deze huiszoeking. Anders is het gesteld indien deze schade toegebracht wordt aan de goederen van de verdachte zelf. Deze heeft dan meer dan waarschijnlijk geen recht op een schadevergoeding wegens het foutloze optreden van de politieambtenaar. Dit arrest beperkt de schadevergoeding evenwel tot de schade toegebracht aan goederen, zodat het principe niet kan toegepast worden op de onevenredig nadelige gevolgen van een dwangmaatregel ten aanzien van personen of nog tot schadevergoeding voor geleden psychisch en/of moreel leed. De nuance kan hier wel gemaakt worden dat het Hof niet diende te oordelen over lichamelijke, psychische en morele schadevergoeding.
De materiële schade veroorzaakt bij een rechtmatig optreden van de politiediensten in de uitvoering van hun gerechtelijke opdrachten wordt gedragen door de FOD Justitie, Directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie, Dienst Gerechtskosten. Er wordt hier geen onderscheid gemaakt al naargelang de schade veroorzaakt werd door de federale dan wel de lokale politie. Ook hier tracht men zo veel mogelijk tot een minnelijke regeling te komen. De minnelijke regeling voor de schadevergoeding bij het rechtmatig handelen in de uitvoering van gerechtelijke opdrachten beperkt zich wel tot de vergoeding van de materiële schade. Indien een vergoeding wordt gevraagd voor lichamelijke, psychische en/of morele schade, dan zal de zaak steeds voor de rechtbank worden gebracht en moet vooralsnog steeds een fout aangetoond worden.
Voor de schade die veroorzaakt wordt naar aanleiding van een rechtmatig optreden van de politiediensten buiten het kader van hun gerechtelijke opdrachten dienen de slachtoffers de vraag tot vergoeding te richten aan de bestuurlijke overheden van de politiediensten, overeenkomstig artikel 11 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. Wanneer deze overheden weigeren om op de vraag tot schadevergoeding in te gaan of verzuimen op de vraag te antwoorden binnen de 60 dagen, kan de schadelijder zich wenden tot de Raad van State. Het verzoek bij de Raad van State is wel aan voorwaarden onderworpen. Zo mag geen andere rechtbank bevoegd zijn om te oordelen in het geschil en moet het gaan om buitengewone schade veroorzaakt door een administratieve overheid. De term “buitengewone schade” dekt ongeveer dezelfde lading als de term “onevenredig nadelige gevolgen” uit het bovengenoemde arrest van het Hof van Cassatie. De vergoeding geldt zowel voor de materiële als voor de morele schade.
Er bestaan heden geen formele procedures om de schadelijder te vergoeden. Teneinde de schadelijder te helpen bij het verkrijgen van die schadevergoeding, zouden de politiediensten een contactpersoon kunnen opgeven die de schadelijder verder kan helpen op weg naar schadevergoeding en die de benadeelden uitvoerig kan informeren over de te nemen initiatieven.
In het kader van de niet-gerechtelijke opdrachten moet de betrokken eenheid van de federale politie een aanvraag indienen tot raming van de schade bij het expertisebureau van de federale politie. Het complete administratief dossier moet vervolgens door de betrokken eenheid of de juridische dienst van de federale politie worden doorgestuurd naar de FOD Binnenlandse Zaken, Algemene Directie van de Veiligheid en Preventie, Directie Geschillen en Juridische Ondersteuning. De lokale politie dient eveneens een administratief dossier op te stellen ten behoeve van de gemeente of de meergemeentepolitiezone en dient zo spoedig mogelijk contact op te nemen met zijn aansprakelijkheidsverzekeraar om het dossier verder af te handelen.
In de sfeer van de gerechtelijke opdrachten zijn de modaliteiten identiek voor zowel de federale als de lokale politie. In principe komen deze erop neer dat de politiediensten zo goed mogelijk de aangerichte schade beschrijven en foto’s nemen van deze schade. De toestand vóór het veroorzaken van de schade is hierbij eveneens belangrijk, zodat de eventueel reeds bestaande beschadigingen in beeld gebracht worden. Het schadedossier dient vervolgens overgemaakt te worden aan de FOD Justitie, Directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie, Dienst Gerechtskosten. Het is belangrijk dat de schadelijder de coördinaten krijgt van deze dienst om zo contact op te kunnen nemen met die dienst. Bovendien dient de FOD Justitie eveneens in het bezit gesteld te worden van het notitienummer van het strafrechtelijk dossier zodat hij over een referentienummer beschikt, daar de processen-verbaal waarin de schade opgenomen werd niet steeds tot bij deze dienst geraken.
Zie ook jaarverslag 2016 - deel V punt 6 : "Schadevergoeding aan burgers voor schade veroorzaakt door politieambtenaren".
Bij de foutaansprakelijkheid of aquiliaanse aansprakelijkheid rust een onweerlegbaar vermoeden van fout op de Staat, de gemeente en de meergemeentepolitiezone. Zij kunnen slechts aan de vergoeding van de schade ontkomen indien zij kunnen bewijzen dat niet aan de toepassingsvoorwaarden van artikel 1384, derde lid BW is voldaan. Bijvoorbeeld wanneer er geen fout is - in oorzakelijk verband met de schade, wanneer de fout geen verband houdt met de uitoefening van de functie of wanneer de fout werd begaan door overmacht, door een derde of nog door de benadeelde zelf. In het geval van foutaansprakelijkheid worden zowel de materiële schade, de lichamelijke schade, de psychische schade als de morele schade vergoed.
Wat de instantie betreft die de schade zal vergoeden, dient bij een foutief optreden in principe het onderscheid gemaakt te worden tussen de federale en de lokale politie. Voor de foutaansprakelijkheid van de federale politie komt de FOD Binnenlandse Zaken, Algemene Directie van de Veiligheid en Preventie, Directie Geschillen en Juridische Ondersteuning tussen bij de afhandeling van de schade. Voor de lokale politie zijn de gemeente of de meergemeentepolitiezone als rechtspersoon aansprakelijk voor de vergoeding van schade voortvloeiend uit een foutief politioneel optreden. Om hun aansprakelijkheid te dekken, hebben ze de mogelijkheid om een aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten bij een verzekeraar. Indien men evenwel tot een minnelijke regeling kan komen met de schadelijder, zal, afwijkend van deze algemene procedure, de FOD Justitie, Directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie, Dienst Gerechtskosten tussenkomen voor de materiële schade, en dit ook in geval van een foutief optreden van de federale of de lokale politie in de uitvoering van hun gerechtelijke opdrachten.
In een aantal gevallen brengt een rechtmatig handelen van de overheid waarbij schade wordt veroorzaakt eveneens de verplichting mee om deze schade te vergoeden. Deze objectieve aansprakelijkheid werd voor een beperkt aantal situaties door de wetgever uitgewerkt. Voor de schade veroorzaakt tijdens een rechtmatig uitgevoerde huiszoeking had de Koning eveneens in een dergelijke regeling voorzien met het KB van 27 april 2007 houdende het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken. Dit KB werd echter door de Raad van State vernietigd wegens schendingen van substantiële vormvereisten, waardoor het KB van 28 december 1950 houdende het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken van toepassing is, dat een dergelijke bepaling niet kent.
In een arrest van 24 juni 2010 oordeelde het Hof van Cassatie verder dat de Staat een schadevergoeding verschuldigd is ingevolge de schade veroorzaakt door politieambtenaren wegens een niet-foutief optreden. Er moet echter rekening gehouden worden met alle omstandigheden van de zaak en in het bijzonder met de betrokkenheid van de getroffene bij het vermeende misdrijf. Het Hof stoelt zich hiervoor op het algemeen rechtsbeginsel van de gelijkheid van de burgers voor de openbare lasten, waarbij de onevenredig nadelige gevolgen van een op zich rechtmatige dwangmaatregel op goederen in het raam van een strafrechtelijk onderzoek gelijkelijk over de gemeenschap dienen te worden verdeeld. In concreto stelt dit arrest dat wanneer een huiszoeking uitgevoerd wordt bij een verdachte die in een huurwoning woont, de verhuurder – die niets met de zaak te maken heeft – niet moet opdraaien voor de schade veroorzaakt door deze huiszoeking. Anders is het gesteld indien deze schade toegebracht wordt aan de goederen van de verdachte zelf. Deze heeft dan meer dan waarschijnlijk geen recht op een schadevergoeding wegens het foutloze optreden van de politieambtenaar. Dit arrest beperkt de schadevergoeding evenwel tot de schade toegebracht aan goederen, zodat het principe niet kan toegepast worden op de onevenredig nadelige gevolgen van een dwangmaatregel ten aanzien van personen of nog tot schadevergoeding voor geleden psychisch en/of moreel leed. De nuance kan hier wel gemaakt worden dat het Hof niet diende te oordelen over lichamelijke, psychische en morele schadevergoeding.
De materiële schade veroorzaakt bij een rechtmatig optreden van de politiediensten in de uitvoering van hun gerechtelijke opdrachten wordt gedragen door de FOD Justitie, Directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie, Dienst Gerechtskosten. Er wordt hier geen onderscheid gemaakt al naargelang de schade veroorzaakt werd door de federale dan wel de lokale politie. Ook hier tracht men zo veel mogelijk tot een minnelijke regeling te komen. De minnelijke regeling voor de schadevergoeding bij het rechtmatig handelen in de uitvoering van gerechtelijke opdrachten beperkt zich wel tot de vergoeding van de materiële schade. Indien een vergoeding wordt gevraagd voor lichamelijke, psychische en/of morele schade, dan zal de zaak steeds voor de rechtbank worden gebracht en moet vooralsnog steeds een fout aangetoond worden.
Voor de schade die veroorzaakt wordt naar aanleiding van een rechtmatig optreden van de politiediensten buiten het kader van hun gerechtelijke opdrachten dienen de slachtoffers de vraag tot vergoeding te richten aan de bestuurlijke overheden van de politiediensten, overeenkomstig artikel 11 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. Wanneer deze overheden weigeren om op de vraag tot schadevergoeding in te gaan of verzuimen op de vraag te antwoorden binnen de 60 dagen, kan de schadelijder zich wenden tot de Raad van State. Het verzoek bij de Raad van State is wel aan voorwaarden onderworpen. Zo mag geen andere rechtbank bevoegd zijn om te oordelen in het geschil en moet het gaan om buitengewone schade veroorzaakt door een administratieve overheid. De term “buitengewone schade” dekt ongeveer dezelfde lading als de term “onevenredig nadelige gevolgen” uit het bovengenoemde arrest van het Hof van Cassatie. De vergoeding geldt zowel voor de materiële als voor de morele schade.
Er bestaan heden geen formele procedures om de schadelijder te vergoeden. Teneinde de schadelijder te helpen bij het verkrijgen van die schadevergoeding, zouden de politiediensten een contactpersoon kunnen opgeven die de schadelijder verder kan helpen op weg naar schadevergoeding en die de benadeelden uitvoerig kan informeren over de te nemen initiatieven.
In het kader van de niet-gerechtelijke opdrachten moet de betrokken eenheid van de federale politie een aanvraag indienen tot raming van de schade bij het expertisebureau van de federale politie. Het complete administratief dossier moet vervolgens door de betrokken eenheid of de juridische dienst van de federale politie worden doorgestuurd naar de FOD Binnenlandse Zaken, Algemene Directie van de Veiligheid en Preventie, Directie Geschillen en Juridische Ondersteuning. De lokale politie dient eveneens een administratief dossier op te stellen ten behoeve van de gemeente of de meergemeentepolitiezone en dient zo spoedig mogelijk contact op te nemen met zijn aansprakelijkheidsverzekeraar om het dossier verder af te handelen.
In de sfeer van de gerechtelijke opdrachten zijn de modaliteiten identiek voor zowel de federale als de lokale politie. In principe komen deze erop neer dat de politiediensten zo goed mogelijk de aangerichte schade beschrijven en foto’s nemen van deze schade. De toestand vóór het veroorzaken van de schade is hierbij eveneens belangrijk, zodat de eventueel reeds bestaande beschadigingen in beeld gebracht worden. Het schadedossier dient vervolgens overgemaakt te worden aan de FOD Justitie, Directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie, Dienst Gerechtskosten. Het is belangrijk dat de schadelijder de coördinaten krijgt van deze dienst om zo contact op te kunnen nemen met die dienst. Bovendien dient de FOD Justitie eveneens in het bezit gesteld te worden van het notitienummer van het strafrechtelijk dossier zodat hij over een referentienummer beschikt, daar de processen-verbaal waarin de schade opgenomen werd niet steeds tot bij deze dienst geraken.
Zie ook jaarverslag 2016 - deel V punt 6 : "Schadevergoeding aan burgers voor schade veroorzaakt door politieambtenaren".