Verloop van het onderzoek |
Het onderzoek, door het Comité P als extern meldingskanaal, naar een melding van een integriteitsschending bij de geïntegreerde politie, het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD) of de Algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie (AIG) bestaat uit twee fasen:
Het vooronderzoek van de ontvankelijkheid De melding is gebaseerd op een redelijk vermoeden dat een integriteitsschending zich heeft voorgedaan, zich voordoet of zich zeer waarschijnlijk zal voordoen. De melding bevat minstens de volgende informatie:
De melder voegt alle informatie toe waartoe hij toegang heeft en die kan bijdragen tot het beoordelen van het redelijk vermoeden van een integriteitsschending. Het Vast Comité P bevestigt de ontvangst van de melding binnen een termijn van zeven kalenderdagen te rekenen vanaf de ontvangst van de melding, tenzij:
Uiterlijk acht weken na de datum van ontvangst van de melding deelt het Vast Comité P schriftelijk aan de melder mee of de melding al dan niet ontvankelijk is. Het onderzoek Start van het onderzoek Wanneer de melding ontvankelijk wordt verklaard, start het Vast Comité P het onderzoek naar de gemelde integriteitsschending uiterlijk een maand na de beslissing over de ontvankelijkheid. De melder wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld. Als deze termijn niet kan worden nageleefd, kan het Vast Comité P de start van het onderzoek met maximaal vier maanden uitstellen. Het Vast Comité P brengt de melder schriftelijk op de hoogte van de reden van het uitstel. De opdracht voor het onderzoek Het Vast Comité P stelt de opdracht voor het onderzoek schriftelijk op. Deze bevat minstens:
Het Vast Comité P legt elke wijziging van de opdracht vast in een addendum bij de opdracht voor het onderzoek. Het Comité P kan zich tijdens het onderzoek laten bijstaan door deskundigen uit de publieke of de private sector. Deze deskundigen worden door het Vast Comité P gemandateerd en moeten zich houden aan de regels die gelden voor het Comité P als extern meldingskanaal. Kennisgeving begin onderzoek Bij het begin van het onderzoek brengt het Vast Comité P de hoogste leidinggevende van de dienst waarop de melding van een integriteitsschending betrekking heeft op de hoogte van de start van het onderzoek, tenzij er een vermoeden is van betrokkenheid van de hoogste leidinggevende van die dienst. In dat geval wordt/worden de bevoegde minister(s) ingelicht. Wat de lokale politie betreft, wordt de burgemeester of het politiecollege ingelicht. Uitnodiging van personen tot het verlenen van medewerking De afgevaardigde onderzoekers van de Dienst Enquêtes P kunnen elke persoon die ze nuttig achten voor het onderzoek uitnodigen om medewerking te verlenen. Personeelsleden van de geïntegreerde politie, het OCAD of de AIG die uitgenodigd worden, ontvangen een schriftelijke kennisgeving. De kennisgeving is niet van toepassing als het belang van het onderzoek dat vereist. De toepassing van deze bepaling wordt in het onderzoeksrapport opgenomen. Individuele verklaring De afgevaardigde onderzoekers kunnen elke persoon voor wie ze dat nodig achten, uitnodigen voor een individuele verklaring. Deze persoon heeft het recht zich te laten bijstaan door een raadsman. De personeelsleden van de geïntegreerde politie, het OCAD en de AIG zijn verplicht om in te gaan op deze uitnodiging. De uitgenodigde personen geven het Comité P alle relevante en verhelderende informatie waarover zij beschikken in het kader van de opdracht voor het onderzoek. De personen die een individuele verklaring afleggen, kunnen het schriftelijk verslag aanvullen en desgevallend opmerkingen formuleren. Het schriftelijk verslag van de individuele verklaring wordt door alle aanwezigen ondertekend en gedagtekend. Indien een uitgenodigde persoon of, desgevallend, zijn raadsman weigert te ondertekenen, wordt dit opgenomen in het schriftelijk verslag. Bij de afsluiting van het onderzoek ontvangt elke voor het onderzoek uitgenodigde persoon een ondertekende kopie van zijn individuele verklaring. Duur van het onderzoek Het onderzoek wordt beëindigd binnen een termijn van drie maanden en kan worden verlengd met maximaal negen maanden. Het onderzoeksrapport Bij het afsluiten van het onderzoek stelt het Vast Comité P een onderzoeksrapport op met zijn vaststellingen, zijn beoordeling van de vastgestelde feiten en de maatregelen die het aanbeveelt. Het onderzoeksrapport wordt overgezonden aan de hoogste leidinggevende van de betrokken dienst, tenzij uit het onderzoeksrapport blijkt dat hij betrokken is bij de vastgestelde integriteitsschending. In dat geval wordt het onderzoeksrapport overgezonden aan de bevoegde minister(s) en indien het de lokale politie betreft, aan de burgemeester of het politiecollege. Kennisname van misdaden of wanbedrijven Indien het Vast Comité P in de loop van de meldingsprocedure meent over voldoende elementen te beschikken om te kunnen besluiten dat het kennis heeft van een misdaad of wanbedrijf, stelt het de procureur des Konings daarvan in kennis overeenkomstig artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering. De hoogste leidinggevende van de betrokken dienst wordt hiervan in kennis gesteld. Indien uit het onderzoeksrapport blijkt dat de hoogste leidinggevende betrokken is bij de vastgestelde integriteitsschending, wordt de informatie betreffende de toepassing van artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering overgezonden aan de bevoegde minister(s) en indien het de lokale politie betreft, aan de burgemeester of het politiecollege. Tenzij hij betrokken is bij de vermoedelijke misdaad of het vermoedelijke wanbedrijf, wordt de melder ook schriftelijk in kennis gesteld van deze overzending aan de procureur des Konings. Kennisgeving van het resultaat van het onderzoek Het Vast Comité P brengt de melder en de voor het onderzoek uitgenodigde personen schriftelijk op de hoogte van het resultaat van het onderzoek. Tuchtvergrijpen Wat de personeelsleden van de geïntegreerde politie betreft, houdt de informatie die wordt overgezonden tijdens de lopende procedure bij Comité P in geen geval een kennisname of vaststelling in van de feiten en laat de verjaringstermijn bedoeld in artikel 56 van de wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten geen aanvang nemen zolang de melding wordt behandeld door het Comité P. |