Wie controleren wij? |

Het Comité P is belast met het extern toezicht op – wat de organieke Wet van 18 juli 1991 noemt – de “politiediensten”. Deze notie is zeer breed.
Meer concreet ziet het Comité P nauwlettend toe op:
Het Comité P heeft als opdracht om te onderzoeken hoe politiediensten de beslissingen van de gerechtelijke overheid, het openbaar ministerie en de bestuurlijke overheid (met name de ministers van Binnenlandse Zaken of van Justitie, de provinciegouverneurs, de arrondissementscommissarissen en de burgemeesters) uitvoeren. Ten aanzien van deze politieoverheden zelf heeft het Comité P geen controlebevoegdheid, maar onvermijdelijk komt het soms tot bepaalde vaststellingen, ook met betrekking tot het handelen of nalaten te handelen van deze politieoverheden.
Het Comité P onderzoekt aldus: de activiteiten en methodes van de politie-, inspectie- en veiligheidsdiensten, hun interne reglementen en richtlijnen, alle documenten aangaande het gedrag van hun leden (met uitzondering van de richtlijnen inzake opsporing en vervolging van misdrijven en de richtlijnen inzake bestuurlijke politie) en de activiteiten en methodes van de Algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie alsook van de controlediensten die specifiek intern zijn aan de politiekorpsen of -diensten.
Wat het OCAD en de ondersteunende diensten betreft, heeft het gezamenlijk toezicht van het Vast Comité P en het Vast Comité I betrekking op de informatieplicht van de ondersteunende diensten jegens het OCAD, op de bescherming van de rechten die de Grondwet en de wet aan de personen waarborgen, de coördinatie en de doelmatigheid van het OCAD.
Evenwel, in de hoedanigheid van gegevensbeschermingsautoriteit heeft het gezamenlijk toezicht van het Vast Comité P en het Vast Comité I betrekking op de naleving van de regelgeving inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten aanzien van de verwerkingen van persoonsgegevens door het OCAD en zijn verwerkers uitgevoerd in het kader van de opdrachten als bedoeld in de wet van 10 juli 2006, en door of krachtens bijzondere wetten.
Meer concreet ziet het Comité P nauwlettend toe op:
- de lokale politiezones en de federale politie in al hun bestanddelen, met inbegrip van hun interne controle- en inspectiediensten alsook de Algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie;
- de diensten die ressorteren onder de overheden en instellingen van openbaar nut, en waarvan de leden de hoedanigheid van agent of officier van gerechtelijke politie hebben;
- de personen die individueel bevoegd zijn om strafbare feiten op te sporen en vast te stellen. Hierbij kan concreet onder meer gedacht worden aan de bijzondere veldwachters. Globaal kan gesteld worden dat het hier gaat om verscheidene honderden ambtenaren die met politionele bevoegdheden bekleed zijn in sectoren zoals economie, arbeid en werkgelegenheid, landbouw, volksgezondheid, sociale zekerheid en openbare werken;
- de veiligheidsdiensten binnen de openbare vervoersmaatschappijen (NMBS, MIVB, TEC, De Lijn) en de veiligheidsagenten tijdens hun activiteiten (art. 212 van de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid), en;
- het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD), het orgaan belast met de evaluatie van de terroristische en extremistische dreiging, alsmede op die diensten die de plicht hebben om inlichtingen over te zenden aan het OCAD (de zogenaamde “ondersteunende diensten”).
Het Comité P heeft als opdracht om te onderzoeken hoe politiediensten de beslissingen van de gerechtelijke overheid, het openbaar ministerie en de bestuurlijke overheid (met name de ministers van Binnenlandse Zaken of van Justitie, de provinciegouverneurs, de arrondissementscommissarissen en de burgemeesters) uitvoeren. Ten aanzien van deze politieoverheden zelf heeft het Comité P geen controlebevoegdheid, maar onvermijdelijk komt het soms tot bepaalde vaststellingen, ook met betrekking tot het handelen of nalaten te handelen van deze politieoverheden.
Het Comité P onderzoekt aldus: de activiteiten en methodes van de politie-, inspectie- en veiligheidsdiensten, hun interne reglementen en richtlijnen, alle documenten aangaande het gedrag van hun leden (met uitzondering van de richtlijnen inzake opsporing en vervolging van misdrijven en de richtlijnen inzake bestuurlijke politie) en de activiteiten en methodes van de Algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie alsook van de controlediensten die specifiek intern zijn aan de politiekorpsen of -diensten.
Wat het OCAD en de ondersteunende diensten betreft, heeft het gezamenlijk toezicht van het Vast Comité P en het Vast Comité I betrekking op de informatieplicht van de ondersteunende diensten jegens het OCAD, op de bescherming van de rechten die de Grondwet en de wet aan de personen waarborgen, de coördinatie en de doelmatigheid van het OCAD.
Evenwel, in de hoedanigheid van gegevensbeschermingsautoriteit heeft het gezamenlijk toezicht van het Vast Comité P en het Vast Comité I betrekking op de naleving van de regelgeving inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten aanzien van de verwerkingen van persoonsgegevens door het OCAD en zijn verwerkers uitgevoerd in het kader van de opdrachten als bedoeld in de wet van 10 juli 2006, en door of krachtens bijzondere wetten.